top of page

"Mens erger je niet" Julius van 't Hek


Afgelopen woensdagavond bezocht ik een Amsterdamse sportschool. In de kleedkamer kwam ik erachter dat ik niet de enige was. Er waren meer mensen die besloten de werkdag af te sluiten met een uurtje fitness. Hoewel de drukte mij benauwde, deed ik mijn best om positief te blijven. Ik wurmde mij door de massa heen op zoek naar een kluisje. Tijdens het omkleden zat ik naast een oudere man.

Ik schatte hem een jaar of vijfenzeventig. Hij was boos. “Die drukte, dat is toch niet normaal?’’, schreeuwde hij met een Amsterdams accent. Ik zei de man dat hij zich niet zo aan moest stellen. We kwamen hier immers allemaal om een uurtje te bewegen. Om te ontspannen! Mijn ietwat brutale opmerking werd me niet in dank afgenomen.

De man werd alleen maar bozer. “Aanstellen? aanstellen? Sodemieter op!”.

Voor mijn eigen veiligheid was het verstandiger om de kleedkamer te verlaten.

De fitnessruimte was afgeladen vol. Voor ieder apparaat stond een flinke wachtrij. Ik besloot aan te sluiten voor het bankdrukken. Toen ik eindelijk aan de beurt was kwam er een klein bezweet kereltje aanlopen. Hij had een knal oranje broekje aan en een gele sportband in zijn haar. “Ik was eerst!”

Hij klonk opgefokt. Na een kleine woordenwisseling won ik de strijd. Ik nam mijzelf voor om rustig te blijven.

Vijf oefeningen verder voegde ik me opnieuw in een rij, nu voor de hardloopband. Ik kwam in gesprek met een meisje. We kletsen over vakanties, kinderwensen en opgebroken relaties. Het gesprek liep niet echt lekker. Na een minuut of drie kwam ik er achter dat ze haar oortjes in had en het gesprek niet met mij, maar waarschijnlijk met haar beste vriendin aan het voeren was.

Op de loopband voelde ik de ogen in mijn rug branden. Door de massa achter mij ging ik steeds harder lopen. Het liefst rende ik als Usain Bolt de sportschool uit, maar het apparaat dacht daar anders over. Na een tijdje rennen kwam ik tot rust. Heel even vergat ik mijn aanwezigheid in een overbevolkte sportschool. Maar opeens werd ik op mijn rug getikt. Het oranje broekje vroeg zich af hoe lang ik nog bezig was. Ik gaf een ram op de noodknop. De band kwam tot stilstand. Veel succes, beet ik het broekje toe.

Op weg terug naar de kleedkamer passeerde ik een kickbokstraining. Ik besloot nog even mee te sparren om de frustraties van mij af te slaan. Binnen no-time stond ik tegen over een Badr look-a-like van zeker drie koppen groter. Ik had nog nooit eerder gekickbokst. Hij wel. Na vijf rake klappen lag ik op de grond. Ik moest de training vroegtijdig beëindigen.

Doorweekt en vloekend en tierend kwam ik terug bij mijn kluisje. Ik wilde nog maar een ding: weg! Met een schram op mijn hoofd en nog maar één schoen aan viel ik neer op een bankje in de kleedkamer. Ik sloot mijn ogen. Opeens voelde ik een arm om me heen. Toen ik opkeek zag ik het gezicht van de oude man die mij een uur eerder de kleedkamer uitschold. “Ontspan je wel een beetje?” vroeg hij met een scheef lachje.


bottom of page