top of page

''Attenooie, ik heb sjoeche'' David Endt

Toen mijn oudere broer uit huis ging, verbouwde mijn vader diens slaapkamer vlot en vakkundig tot studeerkamer. Daarvoor was zijn werkplek in huis een afgescheiden deel van de ruime voorkamer. Daar stond het klassieke bureau van zijn vader, mijn opa, en aan de muren had hij als volleerd timmerman planken bevestigd waarop een bibliotheek aan boeken stond.

Mijn vader was niet alleen figuurlijk in de letteren, hij was dat ook letterlijk. Met een sigaret elegant in de hand keek hij de werkstukken van zijn leerlingen na. Hij maakte aantekeningen en bereidde de lessen van de volgende dag voor. Op zaterdagavond las hij, gezeten in zijn werkstoel, een breed familiepubliek voor uit klassieke werken. Tolstoj. Belcampo. Vestdijk.

Eenmaal naar beneden verhuisd, ging ik wel eens de trap aan, naar de studeerkamer, ‘op bezoek’. In de rooknevelige kamer was hij bezig aan een boek. “Een boekkie”, noemde hij het. Mijn vader hield van het spelen met woorden en hij liet met dat ‘boekkie’ merken dat het geen literair meesterwerk betrof. Wat dan wel? Een bargoens woordenboek, legde hij mij uit en met smaak vertelde hij over zijn zoektocht naar woorden en termen die je soms als schuttingtaal kon betitelen, sterke taal, straattermen, woorden die in de normale woordenboeken onvindbaar waren. Hij wees op de grote kaartenbak waarop in zijn handschrift per woord de betekenis, oorsprong, taalverandering en plaats van ‘vondst’ stond geschreven. Die schuttingtaal trok mij natuurlijk aan. Dat hij in zijn kaartenbak zo’n veertig verschillende termen voor neuken bewaarde, wierp een ander licht op mijn vader. Mijn mondhoeken trokken er van omhoog, mijn konen kleurden. Bobberen, naaien, ketsen, pandoeren, op de schroef gaan, pennen, stofferen, vozen, wippen, fleppen, pennen, afhakken, van bil gaan, minetten.. wat een rijkdom aan benoemingen!

Waren de kaartjes voltooid, dan zette hij de tekst via de schrijfmachine om naar kopij voor zijn boekkie. Hij was altijd bereid tekst en uitleg te geven, ergo hij schiep er groot genoegen in om mij in de wereld van woorden in te wijden. Hij toonde mij de smaak van woorden, de mogelijkheden om met gebruik van alternatieven kleur en stemming toe te voegen. Hij trachtte mij aan de hand van voorbeelden te onderwijzen in het vinden van ritme in de geschreven woorden die tot zinnen werden. “te-dum, te-dum te dum-dum”, neuriede hij er dan bij, om een ritme aan te duiden. Hij smakte met zijn mond wanneer hij een mooi woord benoemde, legde vergenoegd uit hoe, meer dan de letters van het woord, de klank ervan inhoud en betekenis gaven. Hoe sommige woorden daardoor mooier of saaier werden, dunner of dikker. “Te-dum, te-dum, te dum-dum”.

Misschien is er iets blijven hangen van die gratis studeerkamercolleges. Wat zich zonder meer in mijn hoofd nestelde, beitelde, waren de straattermen. Toen hij mij een keer “attenooie” hoorde uitroepen tegen een vriend, legde mij uit waar dat woord vandaan kwam. Jiddisch, legde hij mij uit, eigenlijk uit het Hebreeuws: adonai eloheinu, wat mijn heer, mijn god, betekent. Een uitroep van verbazing. En het woord sjoege, ook wel sjoeche, werd ook verklaard: vervormd uit sjoechem, afkomstig van het Hebreeuwse Tesjoewa, met als betekenis: begrip, kennis, maar verderop in de ontwikkeling kreeg ook het de betekenis van reageren, aandacht geven.

Hij gaf een voorbeeld: “Wanneer je sjoeche van een meissie (Let op, hij zei ‘meissie’, niet meisje!) hebt, wil dat zeggen dat ze op je valt.

Hij had weer een juiste snaar in mijn jonge jongenszieltje geraakt. Vanaf dat moment verlangde ik naast alle vormen, tonen, geuren en kleuren van neuken vooral naar sjoeche!


bottom of page