Zondagmiddag. De lente net aangebroken. Ik was een jaar of acht. In een veel te groot Ajax-shirt
met mijn grote held Litmanen achterop zat ik in de Arena. Ik zag Ajax met 2-0 winnen. Eenmaal
thuis rende ik meteen naar de tuin. Ik zou en moest de wedstrijd nog een keer overspelen. Ons
huis veranderde op zo’n moment in één grote filmset. De gang in ons huis werd dan de
spelerstunnel. De tuin veranderde in een stadion. Het publiek zat hoog in de bomen en ik speelde
uiteraard als Litmanen de hoofdrol. Ik voetbalde altijd in een uitverkochte tuin.
Die middag viel mijn oog op de grote boom die midden in de tuin stond. Een Japanse sierkers in
volle bloei. De boom was gigantisch. Door de hoeveelheid roze blaadjes hadden de buren geen
zicht meer voor de ramen. Die zondag besloot ik bij het betreden van het veld de bal hard in de
boom te trappen. De blaadjes vielen met duizenden tegelijk naar beneden. Als confetti. Een
opkomst waar menig Ajax speler jaloers op zou zijn geweest. Ik wist als kind dat de lente
begonnen was.
Vanaf dat moment was ik uren in de tuin te vinden. Vaak na een ruzie met mijn zussen, een rotdag
op school of als ik had verloren met mijn eigen voetbalelftal. Op die momenten verstopte ik mij
altijd in de tuin. Bal tegen de boom en gaan. En als mijn ouders vrienden over de vloer hadden. Ik
had daar altijd een hekel aan. Volwassen mensen aan tafel met serieuze praatjes. Als ze mij dan
ook nog eens vragen gingen stellen vertrok ik naar de tuin. Vanuit de woonkamer zag je dan alleen
af en toe de bal in de boom verdwijnen.
De lentes gingen voorbij. Ik werd ouder. En Litmanen ook. Hij werd ingeruild voor Christian Chivu
en later voor Rafael van der Vaart. De tuin daarentegen veranderde geen spat. Iedere lente trok ik
mij weer terug als het nodig was. Of het nou ging om liefdesverdriet of mijn eerste dramatische
schoolrapport in de brugklas. De boom met confetti stond altijd voor mij klaar. Op mijn vijftiende
rookte ik samen met mijn vrienden mijn eerste jointjes onder die boom. Op een avond heb ik mijn
vrienden geprobeerd uit te leggen dat er confetti uit de boom kwam als je er een bal in trapte. Met
rode ogen keken de jongens mij aan. “Volgens mij heb jij genoeg geblowd vriend”, zei een van mijn
vrienden.
Inmiddels woon ik al al bijna tien jaar op mezelf en mijn ouders zijn zo’n zeven jaar geleden
verhuisd. Toch denk ik iedere lente terug aan mijn stadion. Hoe zou het met de boom gaan?
Misschien trapt er nu wel een ander mannetje een bal in mijn boom. Als Dolberg.
Afgelopen woensdag werd ik opgeschrikt door het nieuws uit Londen. De zoveelste aanslag
waarbij vijf onschuldige mensen om het leven kwamen. Ik besloot een bal te kopen en aan te
bellen bij mijn oude huis. Een wildvreemde vrouw deed open. Ik vroeg of ik mijn bal even in haar
boom mocht schieten. Ik heb nog nooit iemand zo verbaasd zien kijken.